Vraag 1
a.
Je had twee soorten slaven: de 'servi publici' en de 'servi privati'
b.
De staatsslaven werden vooral ingezet als roeiers in galeien. Daarbovenop konden ze worden ingezet bij de mijnen of als arbeider bij grote bouwwerken. De privéslaven werden daarentegen ingezet op het latifundium of gewoon als huispersoneel waar ze konden koken en/of de boekenhouding konden doen.
c.
De privéslaven hadden uiteraard het beste leven. De slaven die in de stad als huispersoneel werkten, waren er ongetwijfeld het beste aan toe; zij moesten veel minder zwaar werk verrichten. Hun situatie kon natuurlijk wel sterk verschillen van meester tot meester.
Vraag 2
a.
"Manumissio"
b.
Via een 'peculium' of met andere woorden spaargeld konden de slaven zich na heel lang sparen, vrijkopen.
Ook gebeurde het wel eens dat in het testament van de meester, de vrijlating van de slaaf beschreven stond. Wanneer de meester stierf en als in het testament beschreven stond dat de slaven mochten vrijgelaten worden, waren de slaven dan ook meteen vrij. Stond dit niet in het testament, bleef de slaaf echter in gevangenschap.