C. Hoe werden slaven behandeld?
De behandeling van de slaven was zeer uiteenlopend en hing voornamelijk af van hun werksituatie. De staatsslaven (‘servi publici’) waren er het slechtst aan toe: zij waren eigendom van de Romeinse staat en werden voornamelijk tewerkgesteld op de galeien als roeiers, in de mijnen en als arbeiders bij grote bouwwerken. Hun arbeid was zeer zwaar en vaak ook gevaarlijk; zij kregen slechte voeding en leefden in verschrikkelijke omstandigheden. Men schat de gemiddelde levensverwachting van deze slaven op ongeveer 21 jaar! De privéslaven (‘servi privati’) waren er over het algemeen veel beter aan toe. Zij konden tewerkgesteld worden op het platteland in een groot landbouwbedrijf (‘latifundium’); ook daar was de arbeid vrij zwaar, maar de levensomstandigheden waren er meestal menselijker. De slaven die in de stad als huispersoneel werkten, waren er ongetwijfeld het beste aan toe; zij moesten veel minder zwaar werk verrichten. Hun situatie kon natuurlijk wel sterk verschillen van meester tot meester. Sommigen onder deze slaven waren zelfs zeer ontwikkeld en werkten bijvoorbeeld als secretaris of boekhouder van hun meester of stonden in voor de opvoeding en opleiding van de kinderen.
De behandeling van de slaven is vooral vanaf de keizertijd verbeterd. Zo werd het slaven dan bijvoorbeeld toegestaan een ‘peculium’ te verwerven, een vorm van spaargeld (bijvoorbeeld fooien voor speciale diensten aan de meester of een vergoeding voor een tijdelijke opdracht voor een andere meester). Met dit geld kon de slaaf zich dan - na lang sparen - vrijkopen. Een vrijgelaten slaaf nam gewoonlijk de naam van zijn vroegere meester over, met de oude slavennaam erbij als bijnaam. Veel filosofen (bijvoorbeeld Seneca) spraken zich meer en meer uit voor een menswaardige behandeling van slaven. Ook het christendom ijverde voor een gelijke behandeling van alle mensen, vrij of niet. Het aantal vrijlatingen steeg dan ook, vooral in de 2de eeuw. Deze vrijlating (‘manumissio’) gebeurde meestal bij testament (bij het overlijden van de meester), maar soms ook wegens bijzondere verdiensten.
Besprekingsopdrachten
1.
a.Welke verschillende soorten slaven kenden de Romeinen? Gebruik zowel
de Latijnse als de Nederlandse benamingen.
b.Waar konden slaven tewerkgesteld worden?
c.Welke slaven hadden het beste leven? Leg uit waarom.
2.
a.Wat is het Latijnse woord voor ‘vrijlating’?
b.Hoe kon een slaaf de vrijheid krijgen?
(huisslaaf) (galeislaven)